Alle berichten van arquus15

Formes du récit de filiation chez Pierre Bergounioux

bergounioux1[1]Formes du récit de filiation chez Pierre Bergounioux : de L’Orphelin à La Casse et La Ligne

Résumé

Relevant du vaste cycle autobiographique publié par Pierre Bergounioux entre 1984 et 1996, L’Orphelin (1992) est l’un des textes emblématiques du récit de filiation, genre littéraire qui a fait son apparition dans les deux dernières décennies du vingtième siècle et a été théorisé par Dominique Viart. Le livre est centré sur la lutte du narrateur  avec un père orphelin de guerre, qui se montre indifférent, voire hostile à l’égard de son fils, et refuse de lui accorder un sentiment d’existence. La lutte vaine du narrateur de L’Orphelin pour se faire reconnaître comme individu par ce père est également évoquée dans deux textes brefs, La Casse (1994) et La Ligne (1997). Une comparaison de L’Orphelin avec ces deux récits ‘satellites’ permettra de mettre en relief le jeu des variations narratives et spéculatives sur le thème d’une quête d’identité difficile.

Pour citer: Manet van Montfrans, ‘Formes du récit de filiation chez Pierre Bergounioux : de L’Orphelin à La Casse et La Ligne’, in : Sylviane Coyault et Marie Thérèse Jacquet (éds), Les chemins de Pierre Bergounioux, Pubblicazioni Collana – Quodlibet Studio. Lettere. Ultracomporanea, 2016, 47-58.

Link:  http://quodlibet.it

https://books.openedition.org/quodlibet/1104

https://books.openedition.org/quodlibet/1104?lang=fr

Sensations proustiennes

MPA 13 96904Ce numéro 13 de Marcel Proust Aujourd’hui, ‘Sensations proustiennes’ (novembre 2016), regroupe une dizaine d’articles, en français, traitant de de la notion de ‘sensation’ sous plusieurs perspectives : une recherche basée sur la sémiotique et la phénoménologie ; une approche partant des portraits de peintres dans Les Plaisirs et les Jours ; une étude de l’ivresse ; la chambre en tant qu’espace générateur d’une part, polysignifiant de l’autre ; l’érotisme d’Albertine, ainsi que la transposition des sensations dans le domaine du cinéma. En plus des études sur ‘le roman noir’, sur les modalités de la traduction et sur le dynamisme des titres chez Proust complètent ce panorama.

Prix Goncourt de la nouvelle voor Marie-Hélène Lafon

Marie-Hélène L18892_lafon_marie_helene14drafon heeft op 9 mei 2016 bij Drouant de Prix Goncourt de la nouvelle ontvangen voor de bundeling van al haar korte verhalen, Histoires, verschenen bij Buchet-Chastel op 8 oktober 2015.

De schrijfster werd in 1962 geboren in Aurillac in de Cantal, als tweede dochter in een boerengezin. Na de middelbare school ging ze in 1980 in Parijs klassieke talen studeren. Nu doceert ze Frans en klassieke talen aan een middelbare school. Haar  keuze voor de zogeheten dode talen is opmerkelijk: haar eigen moedertaal, het occitan, wordt ook bijna niet meer gesproken.  Lafon’s romans en korte verhalen zijn verankerd in de werkelijkheid van een plattelandswereld die al bijna een halve eeuw in een langgerekt stervensproces verkeert. Haar personages zijn uiterst zwijgzaam en komen tot leven in hun gebaren, hun fysieke voorkomen.

In 2001 publiceerde Lafon haar eerste roman, Le soir du chien, waarvoor ze nog in datzelfde jaar de Prix Renaudot des lycéens ontving. Daarna publiceerde ze een tiental romans en bundels korte verhalen, waaronder L’annonce en Les pays. Voor deze laatste  roman ontving ze de Prix du style 2012.  Les pays gaat over de overgang van de onherbergzame, hooggelegen Cantal naar de wereldstad Parijs, de twee plaatsen waartussen de hoofdpersoon Claire zich beweegt. Haar milieu is ze ontgroeid en Parijs wordt voor haar na het aanvankelijke gevoel van ontheemdheid een tweede thuis,  overigens zonder dat haar geboortestreek aan pregnantie inboet.  ‘Ecrire à la lisière’, schrijven op de grens, dat is wat Lafon doet, in mooi sober en heel suggestief  proza. Tot haar grote voorgangers rekent de schrijfster Pierre Bergounioux en Pierre Michon (Vies minuscules, 1984).

Ter illustratie van de stijl van Lafon, de  eerste zinnen van de novelle Roland : 

‘Hier Roland s’est suicidé. Il s’est pendu. Dans l’atelier. Avec ses bottes. Le maire m’a appelé. Il faisait nuit. J’y suis allé. Il était chaud sous les aisselles. Il avait piqué sa chienne d’abord. La maison était en ordre. J’ai senti tout son poids contre moi. Je n’étais jamais entré dans sa chambre. Ses parents avaient été longtemps abonnés à Paris Match. Il avait conservé l’abonnement quelques années après la mort de sa mère. Deux numéros anciens étaient posés sur sa table de nuit. Il n’y avait rien d’autre.’ (Histoires, Buchet Chastel, 2015).

Verwante teksten

  • Pierre Michon, Vies minuscules, Gallimard, 1984
  • Pierre Bergounioux, ‘Quelque chose de bleu au paysage’,  Verdier, 2001
  • Pierre Jourde, Pays perdu, Ed. L’esprit des péninsules, 2003
  • Raymond Depardon, Paysans,  Seuil, Points, 2009

Film: Raymond Depardon, Profils paysans, La vie moderne, Arte éditions, 2008

What Happens Where Nothing Happens

Dae 20216 ImageHandler

What happens where nothing happens

Het afgelopen voorjaar heb ik een schrijfatelier gegegeven op de Design Academy Eindhoven (DAE), in het kader van het project Observing the City voor MA studenten Information Design, met als uitgangspunt een tekst van Georges Perec :  Tentative d’épuisement d’un lieu parisien. Het waren studenten uit alle windstreken, vooral grafisch en visueel georiënteerd, maar het recept van Perec, goed en geduldig kijken en ook het schijnbaar onbeduidende, l’infra-ordinaire,  opschrijven, heeft een aantal opmerkelijke werkstukken opgeleverd.

De opdracht was om tijdens een vaak afgelegde en door de gewoonte al haast onzichtbaar geworden route  in Eindhoven zoveel mogelijk aantekeningen te maken. In die aantekeningen moest natuurlijk uiteindelijk orde worden aangebracht, en het vinden van een vorm of een contrainte om in Oulipiaanse termen te spreken,  was de kern van de schrijfopdracht.  Het ‘Ce qui se passe quand rien ne se passe’,  van Perec ( ‘wat er gebeurt als er niets gebeurt’) werd ‘What happens where nothing  happens’,  en onder die titel vond eind mei de presentatie van de definitieve werkstukken plaats.

What Happens Where Nothing Happens / IDY1 EXHIBITION

https://www.designacademy.nl/News/tabid/2055/articleType/ArticleView/articleId/2531/What-Happens-Where-Nothing-Happens.aspx

De eerste roman van Georges Perec: L’Attentat de Sarajevo

Georges Perec, L´Attentat de Sarajevo, Parijs, Seuil, mei  2016.

Na in 2012 Le Condottière, een niet eerder gepubliceerde roman van Perec uit 1960 te hebben uitgegeven, doet Le Seuil dat nu ook met de uit 1957 daterende roman L’Attentat de Sarajevo, die destijds door de uitgeverij was afgewezen.

Perec bracht de zomer van 1957 door in Joegoslavië, verbleef er in Sarajevo en in Belgrado, raakte verwikkeld in een liefdesgeschiedenis, en dicteerde onmiddellijk na terugkomst in Parijs de sterk door zijn recente ervaringen beïnvloede roman aan een vroeger klasgenootje, Noëlla Menut. Zij schonk het aan haar opgedragen manuscript in 1992, tien jaar na de dood van Perec, aan de IMEC (Institut de mémoires de l’édition contemporaine). (1) Een tweede versie van L’Attentat…  is via een van Perecs Joegoslavische vrienden teruggevonden. Bij een  verhuizing had Perec per abuis al zijn manuscripten van voor 1962 weggeggooid.

In L´Attentat de Sarajevo vermengt Perec de  geschiedenis van de Balkan met het verhaal  van een driehoeksververhouding. De ik-verteller is verliefd op Mila en maakt haar het hof, haar veel oudere minnaar Branko laat dit niet over zijn kant gaan en de verteller vat het plan op om zijn lastige rivaal door diens jaloerse echtgenote Anna te laten ombrengen. Daartoe nodigt hij het drietal uit in  hotel Evropeivski in Sarajevo, met de bedoeling om Branko door Anna te laten neerschieten, precies op de plaats waar op 28 juni 1914 de Bosnische nationalist Gavrilo Princip een aanslag pleegde op aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk en zijn gemalin Sophie. De roman eindigt tamelijk abrupt, nog voor de beraamde moordaanslag.

De terugblik van de ik-verteller op zijn amoureuze avonturen krijgt een extra dimensie doordat Perec deze afwisselt met uittreksels uit de verslagen van het proces tegen Princip. (2) Perec was zich ervan bewust dat met de historische gebeurtenissen in Sarajevo ook in de microgeschiedenis van zijn eigen Pools-Joodse familie de klok van de tijdbom was afgesteld.

Net zoals le Condottière is L’Attentat de Sarajevo het laboratorium waarin een jeugdige auteur geëxperimenteerd heeft met vertelvormen, personages en thema’s. De roman is vooral interessant om te lezen als je latere boeken zoals het aangrijpende autobiografische W of de jeugdherinnering of de overweldigende roman Het leven een gebruiksaanwijzing al kent. Zo zal de tweeledige structuur van het boek een van de vaste formele kenmerken van Perecs latere werk worden.

73802[1]De afbeelding op de omslag van L’Attentat de Sarajevo, een portret van Perec,  gedateerd  augustus 1957 (Belgrado), is van de hand van Mladen Sbrinovic. De kunstenaar heeft zich bij de portrettering van Perec sterk laten beïnvloeden  door foto’s van Kafka. Perec, die een bijzondere voorkeur had voor een jeugdfoto van hemzelf waarop hij een sterke gelijkenis met Kafka vertoonde, was daarmee uitermate ingenomen.   

De tekst is bezorgd door Claude Burgelin, een van Perecs oudste vrienden en een van de  subtielste exegeten van zijn werk.

[1] Over zijn Joegoslavische avonturen brengt Perec verslag uit in zijn correspondentie met Jacques Lederer: ‘Cher, très cher, admirable et charmant ami…’, Correspondance Georges Perec & Jacques Lederer, Parijs, Flammarion, 1997, 38-50.

[2]Gebaseerd op uittreksels van het proces  in een studie van Albert Mousset, getiteld L’Attentat de Sarajevo, Un drame historique (1956).

De Condottiere: de tweede roman van Perec

De Condottiere, aantekeningen uit een laboratorium

De Condottiere, een jeugdwerk van Georges Perec, is een boek voor onvoorwaardelijke bewonderaars van het overige werk van de onvolprezen Franse schrijver. Daarmee bedoel ik dat het vooral interessant is om De Condottiere te lezen als je latere boeken zoals het aangrijpende autobiografische W of de jeugdherinnering of de overweldigende roman Het leven een gebruiksaanwijzing al kent. Perec was een van Frankrijks vele joodse oorlogswezen maar versleutelde dat lot op ingenieuze wijze in zijn werk, zonder het te dramatiseren.

Perec beschouwde de Condottiere als zijn eerste voldragen roman. Nadat twee uitgevers geweigerd hadden het boek te publiceren, schreef de toen vierentwintigjarige auteur in december 1960 aan een vriend: ‘Ik laat het boek nu rusten, voor het moment tenminste, en zal er over een jaar of tien weer aan beginnen, dan zal het vast en zeker een meesterwerk worden, en zoniet, dan zal ik rustig in mijn graf wachten totdat een trouwe exegeet het boek in een oude koffer vindt’. Profetische woorden, want het manuscript belandde door een verwisseling van koffers bij het oud vuil, en dook pas in 1992, tien jaar na Perecs dood, weer op dank zij de inspanningen van zijn biograaf, David Bellos. Nog weer twintig jaar later, in 2012, verscheen De Condottiere bij Seuil , ter gelegenheid van Perecs dertigste sterfdag. De Nederlandse vertaling door Edu Borger verscheen in 2014 bij De Arb48417[1]eiderspers.

Op de omslag van het boek staat een echte Antonella da Messina. het portret van een huurlingenaanvoerder, een Condottiere. Dat  portret probeert de hoofdpersoon in het boek, de meestervervalser Gaspard Winckler, te evenaren in een schilderstuk dat de wilskracht en het zelfvertrouwen van het origineel uitstraalt, maar géén kopie is. Winckler faalt daarin en snijdt in een vlaag van woede zijn opdrachtgever de keel af. De moord heeft al plaatsgevonden als het boek begint want in de eerste regels zeult Winckler al met het lijk. Het is zwaar. Net zoals het introspectieve onderzoek van Winckler naar de motieven die hem tot deze moord gebracht hebben en die in het boek op typisch perecquiaanse wijze tot twee keer toe uit de doeken worden gedaan. Niet de zwendel met vervalste schilderijen of de moord op Madera bezwaren zijn geweten, nee hij breekt zich het hoofd uitsluitend over het gebrek aan een eigen identiteit. Hij is niet meer dan een slaafse kopiist, een anonieme vervalser die jarenlang zijn talenten in dienst van een netwerk van corrupte kunsthandelaren heeft verspild, en niet bestaat voor de buitenwereld.

Dit gegeven – van een problematische want op bedrog berustende of onteigende identiteit – komt in alle mogelijke variaties in het latere werk van Perec terug. Ik geef als voorbeeld uit W of de jeugdherinnering de deserteur die onder de schuilnaam Gaspard Winckler in Duitsland woont en door de mysterieuze dokter Otto Apfelstahl naar Vuurland wordt gestuurd om daar te gaan zoeken naar de echte Gaspard Winckler. Een ander voorbeeld, uit Het leven een gebruiksaanwijzing, is de verhouding tussen Winckler,  de puzzelmaker, en zijn opdrachtgever Bartlebooth. Van Wincklers wraak op Bartlebooth wordt de voltooiing al in de slotzin van hoofdstuk 1 aangekondigd maar laat dan nog 99 hoofdstukken op zich wachten. Wincklers motieven worden nooit geëxpliciteerd.

De Condottiere biedt de lezer het gereedschap om dergelijke raadsels te duiden. Het is het laboratorium waarin een jeugdige auteur geëxperimenteerd heeft met vertelvormen, personages en thema’s. Het boek geeft door zijn onvaste vorm, met zijn afwisseling van te makkelijke ironie en heftige gevoelsuitbarstingen, ook een goede indruk van de weg die Perec daarna nog heeft moeten afleggen voordat hij de terughoudende en beheerste stijl vond die zijn latere werk kenmerkt.

Aan de vriend aan wie hij De Condottiere opdroeg, Jacques Lederer, schreef Perec : ‘Ik heb er zozeer onder geleden dat ik ‘de zoon ben van’ dat mijn eerste werk niets anders kan zijn dan een complete breuk met alles waaruit ik voortgekomen ben’.

Steltlopen door de tijd. Over geheugen en geschiedenis in de Franse literatuur

Montfrans Steltlopen hresSteltlopen door de tijd. Over geheugen en geschiedenis in de Franse literatuur, Amsterdam, Uitg. G.A.van Oorschot, 2014, 324 p.

De twintigste eeuw wordt als de roerigste eeuw uit de moderne Europese geschiedenis beschouwd en is zeker ook aan Frankrijk niet ongemerkt voorbijgegaan. Twee wereldoorlogen, twee dekolonisatie-oorlogen (Vietnam en Algerije), de culturele revolutie van Mei ’68 en snelle economische en technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een cascade aan generatiebreuken. Hedendaagse schrijvers als Georges Perec, Patrick Modiano, Jean Rouaud en Laurent Mauvignier proberen langs verschillende wegen de toedracht van die breuken te achterhalen, te reiken naar datgene wat er aan voorafging en zo een zekere continuïteit te herstellen. Zij moeten het daarbij opnemen tegen de ongezeglijkheid van het eigen geheugen en dat van anderen. Marcel Proust geldt als de romanschrijver die de werking van het geheugen als literair thema op de kaart heeft gezet, en het is deze thematiek die de hier bijeengebrachte schrijvers met elkaar verbindt. Met grote, onzekere passen, als op stelten, zoeken zij zich een weg door de zee van de tijd.

Bestel: http://www.vanoorschot.nl/winkel/verhalen-novellen.html?page=shop.product_details&flypage=flypage_vo.tpl&product_id=22470

Brune, Smith, Ivan et Castro: l’histoire selon Pierre Bergounioux

‘Brune, Smith, Ivan et Castro: l’histoire selon Pierre Bergounioux’, Études romanes de Brno, 33, 1, 2012, 235-249.

bergounioux1[1]Cet article est centré sur sur quatre textes brefs de Pierre Bergounioux (1949). Dans La mort de Brune, paru en 1996, Bergounioux revient sur l’enfant qu’il fut à Brive, sa ville natale; l’un de ses souvenirs concerne un tableau représentant Brune mourant. Cela l’amène à remonter à l’époque de la Révolution et à retracer la carrière de ce Brune, l’un des rares grands hommes de Brive, militaire révolutionnaire, devenu maréchal sous Napoléon, et assassiné par les royalistes à Avignon en août 1815. Basé sur un documentaire vu à la télévision au milieu des années 60, B-17 G (2001), oeuvre de commande, relate les derniers moments d’un bombardier américain abattu par un chasseur allemand en 1944. Le protagoniste de ce drame est l’un des mitrailleurs du Boeing, baptisé Smith par Bergounioux. Dans la lignée de B-17 G se situe une autre oeuvre de commande, parue fin 2010, qui comporte un bref récit et un essai, intitulés respectivement Le Baiser de sorcière et Le Récit absent. Le destin du protagoniste du Baiser de sorcière, un jeune tankiste soviétique, baptisé Ivan, tué avec son équipage dans les rues de Berlin fin avril 1945, rejoint celui de Smith. L’essai, Le Récit absent, est centré sur la question de savoir pourquoi l’histoire de l’URSS n’a pas trouvé d’écho digne de ce nom en littérature. Back in the Sixties (2003) résulte d’une visite de l’auteur à Cuba en 2002 qui lui fournit l’occasion de revenir sur le mouvement révolutionnaire sud-américain et le tiers-mondisme de sa jeunesse. La comparaison de ces quatre textes permettra de dégager ce qui relie l’évocation de trois périodes historiques différentes et de montrer en quoi ces récits sont illustratifs des rapports que Bergounioux tisse dans son oeuvre avec l’Histoire.

Lien: 1_EtudesRomanesDeBrno_42-2012-1_25

Pour citer cet article:

Manet van Montfrans, ‘Brune, Smith, Ivan et Castro: l’histoire selon Pierre Bergounioux’, Études romanes de Brno, 33, 1, 2012, 235-249.

Pierre Bergounioux, Een stap en dan de volgende

Een stap en dan de volgende (Ce pas et le suivant, 1985) speelt in de Limousin, begin twintigste eeuw. Een dagloner wordt verliefd op de dochter van een rijke dorpsgenoot en besluit zijn positie zo te verbeteren dat hij een acceptabele partij wordt. Systematisch voert hij zijn plannen uit – ‘een stap en dan de volgende’ – ook wanneer zijn onbereikbare geliefde met een ander trouwt.

Hij is houthakker en verliest door een ongeval een oog, wat hem in 1914 de mobilisering in het leger bespaart. Door de oorlog neemt de vraag naar hout toe, landerijen liggen braak bij gebrek aan arbeidskrachten en de eigenaars zijn gedwongen grond te verkopen aan de in de houthandel rijk geworden ‘eenoog’. Uiteindelijk koopt deze ook het huis van zijn vroegere, inmiddels gestorven geliefde.

Een stap en dan de andere is een meeslepend verhaal over een droombeeld dat de kracht verschaft om de ijzeren wetten van een traditionele plattelandssamenleving te trotseren. De roman vormt een tweeluik met Het roze huis (La maison rose, 1987).