Alle berichten van Manet van Montfrans

Faux pas van Proust

Faux pas van Proust

Onlangs verscheen in de « Bibliothèque proustienne » bij de Éditions Garnier een nieuwe studie van  Proustspecialist Edward Bizub : Faux pas sur les pavés, Proust controversé suivi de Beckett et Quignard à contre-pied. Eerder schreef Bizub in La Venise intérieure et la poétique de la traduction (Genève 1991) over de rol die Prousts vertalingen van het werk van John Ruskin bij het ontstaan van de Recherche speelden. In Proust et le moi divisé (Genève 2006) houdt hij Prousts onderscheid tussen het ‘maatschappelijke’ en het ‘diepe ik’  tegen het licht van de ontwikkelingen binnen de Franse psychologie tussen 1874 en 1914. In zijn recente publicatie keert hij terug naar de struikeling van de verteller over het oneffen plaveisel van de binnenplaats van het Guermantes-hôtel. Die misstap roept de gewaarwording op die de verteller destijds, in gezelschap van zijn moeder, op twee ongelijke tegels in de doopkapel van de San Marco had ervaren, en luidt een reeks vergelijkbare spontane herinneringen in. In het slotdeel van de Recherche vormen deze herinneringen de opmaat voor het eindelijk hervinden van de ‘verloren tijd’ en daamee van het geloof van de verteller in zijn schrijversroeping. Bizub laat zien hoezeer de verschillende filosofische en psychoanalytische interpretaties (Beckett, Compagnon, Deleuze, Kristeva, Deleuze) van deze cruciale scène uiteenlopen. Ook onthult hij waarom Prousts opvatting van het ‘diepe ik’ geen genade heeft gevonden in de ogen van Freud. Dat Proust Freud niet gelezen heeft, mag zo langzamerhand wel als bekend verondersteld worden, maar dat het omgekeerde wel het geval is geweest, is tot dusverre onderbelicht gebleven.

Tussen portret en zelfportret. Marie Darrieussecq over Paula Modersohn-Becker

Hier zijn is heerlijk 

Het Musée d’art moderne van Parijs organiseerde in 2017 een grote overzichtstentoonstelling van het werk van de Duitse schilder Paula Modersohn-Becker (1876-1907). Tot dat moment was zij vrijwel niet bekend in Frankrijk. Slechts een van haar schilderijen was daar in 1978 te zien geweest, op de tentoonstelling Paris-Berlin in het Centre Pompidou. Om aan deze avant-gardistische kunstenares ook in Frankrijk en andere Europese landen de eer te geven die haar door haar vroege dood en misschien ook door de twintigste-eeuwse geschiedenis van Duitsland onthouden was gebleven, schreef Marie Darrieussecq een biografische schets, Être ici est une splendeur, Vie de Paula Modersohn Becker (P.O.L., Parijs 2016). (Vertaling van Mirjam de Veth, Hier zijn is heerlijk. Het leven van kunstschilder Paula Modersohn-Becker, De Arbeiderspers, Amsterdam 2017). Darrieussecq  schaart zich daarmee in een inmiddels talrijke groep schrijvers die hun verbeelding aan het anker van andermans leven leggen.

De titel Hiersein ist herrlich ontleende Darrieussecq  aan de Duineser Elegien van Rainer Maria Rilke, die nauw bevriend was  met Modersohn-Becker.  Een jaar na de onverwachte dood van Becker, op Allerheiligen en Allerzielen 1908, schrijft Rilke voor haar zijn Requiem für eine Freundin. Hij doelt in de hier geciteerde passage op een van Beckers  zelfportretten uit mei 1906:

Want dat begreep je: de volle pracht van vruchten.

[…]

En uiteindelijk zag je jezelf als een vrucht

Ontdeed je van  je kleren, zette jezelf

voor de spiegel neer, ging naar binnen

behalve je blik; die bleef ervóór, groots

en zei niet: dat ben ik; nee: dit is. P1070613

Becker was bezeten van haar kunst maar kon er niet van leven, het verlangen naar een eigen identiteit als kunstenaar, waar Rilke in deze verzen naar verwijst, botste met de financiële afhankelijkheid van haar echtgenoot en leidde tot  haar voortijdige dood in het kraambed.

Manet van Montfrans, Tussen portret en zelfportret. Marie Darrieussecq over Paula Modersohn-Becker, In DNBG/Armada, jaargang 19, nummer 71, februari – maart 2020, 11-13.

PDF ( voor abonnees):  https://www.nederlandseboekengids.com/2020-1-27-januari-2020/

De schrijver en de componist

proust[1]

De schrijver en de componist

Van de correspondentie die Marcel Proust onderhield met de componist en pianist Reynaldo Hahn, kennen wij alleen Prousts kant, de brieven van Hahn zijn zo niet vernietigd dan toch wel tot op heden onvindbaar.[1] Proust maakte zijn vriend deelgenoot van zijn gevoelens, zijn belevenissen in het mondaine leven, zijn opvattingen op het gebied van de kunst, zijn vorderingen bij het schrijven van Jean Santeuil en later de Recherche. Naar de inhoud van Hahns brieven kunnen we echter slechts gissen.

Reynaldo Hahn
Reynaldo Hahn

De verzameling artikelen die in 2018 onder de titel Marcel Proust et Reynaldo Hahn. Une création à quatre mains bij Classiques Garnier verscheen, voorziet gedeeltelijk in deze lacune.[2] De drie auteurs, Philippe Blay en Jean-Christophe Branger, beiden musicoloog, en de Franse Proustspecialist Luc Fraisse, belichten in een dubbelportret de vruchtbare wisselwerking tussen de twee kunstenaars, die na een korte, gepassioneerde liefdesrelatie tussen 1894 en 1896 levenslang een hechte vriendschap onderhielden. Ze plaatsen Hahn in de context van de muziekwereld van de belle époque, en laten zien hoezeer de componist aanwezig is in het werk van Proust en welke rol Proust op zijn beurt speelt in de geschriften van Hahn. Daarvoor putten ze uit Hahns correspondentie met Jules Massenet, zijn leermeester op het conservatorium van Parijs, zijn conservatoriumvriend, de pianist Édouard Risler, en Madeleine en Suzette Lemaire, in wier salon Proust en Hahn elkaar in mei 1894 ontmoetten. Andere bronnen zijn drie latere teksten van Hahn – Du chant (1920), La grande Sarah : souvenirs (1930), Notes : Journal d’un musicien (1933) – en de documenten die zijn erfgenamen ter inzage hebben gegeven. En uiteraard ook het oeuvre van Proust. Toen hij in 1896 werkte aan Jean Santeuil, schreef Proust aan Hahn: ‘Ik wil dat je er altijd in aanwezig bent, maar dan als een god in vermomming die door geen sterveling herkend wordt’ (Corr. t. II, 52). En zo zal Hahn ook in de Recherche figureren, onzichtbaar maar ondanks de subtiliteit van de toespelingen herkenbaar. Zeker na de lectuur van de grondig gedocumenteerde bijdragen in deze fraai uitgegeven beschouwingen. Voor de hele bespreking, zie marcelproust.nl/dutch/Publicaties/Publ_Bulletin.html

[1] Marcel Proust, Lettres à Reynaldo Hahn, Édition de Philippe Kolb,  Préface Emmanuel Berl, Parijs, Gallimard, coll. Blanche, 1956. Opgenomen in Marcel Proust, Correspondance, éd. Philippe Kolb, Paris, Plon, 1970-1993.

[2] Marcel Proust et Reynaldo Hahn. Une création à quatre mains. Par Philippe Blay, Jean-Christophe Branger et Luc Fraisse. Paris, Classiques Garnier, « Bibliothèque proustienne no 21 », 2018, 229 p.

Bulletin Marcel Proust Vereniging 2019

 Bulletin van de Marcel Proust Vereniging, nr 9. De Boekdrukker 2019, 84 p.(red. Wouter van Diepen en Manet van Montfrans)

Bulletin nummer 9 omslagOp 10 december 1919 werd de Prix Goncourt uitgereikt aan Proust voor zijn Jeunes filles en fleurs. Dat niet Roland Dorgelès de prijs won met zijn loopgravenroman Les Croix de bois maar Proust met het tweede deel van zijn romancyclus over een lang vervlogen tijd, veroorzaakte de nodige ophef. Hoezeer zij het met de uitverkiezing van Proust aan het rechte eind had, kon de toenmalige jury niet vermoeden. Honderd jaar later wordt de Recherche nog steeds gelezen, opnieuw vertaald en opnieuw uitgegeven.

Daarnaast putten ook jongere generaties auteurs weer inspiratie uit dit fabelachtige hoogtepunt van de twintigste-eeuwse literatuur. Proust forever zoals de titel van een van de bijdragen aan dit Bulletin luidt. In Nederland verschenen in het jubileumjaar 2019 alle delen van de Recherche opnieuw bij de Bezige Bij, met daarin een nieuwe, geannoteerde vertaling van Les jeunes filles en fleurs van Désirée Schyns en Philippe Noble. Met hun artikel over de dilemma’s waarvoor zij zich bij hun vertaling à quatre mains gesteld zagen, opent dit Bulletin. Uit de bespreking van twee eveneens recente studies blijkt dat er zowel voor de beginnende als de doorgewinterde Proustlezer ook goed leesbare Nederlandstalige gebruiksaanwijzingen bij de Recherche voorhanden zijn. En voor wie geïnteresseerd is in de talrijke secondaire personages levert de zoektocht door de Recherche naar de ogenschijnlijk onbetekenende Théodore een verrassende ontknoping op.

Onder de titel Le mystérieux correspondant et autres nouvelles inédites verscheen
in oktober 2019 een verzameling nooit eerder uitgegeven novelles die Proust bestemde voor Les plaisirs et les jours (1895) maar er uiteindelijk niet in opnam. Uit de in dit Bulletin besproken bundel ‘Marcel Proust et Reynaldo Hahn’, samengesteld door Luc Fraisse in samenwerking met twee musicologen, wordt al veel duidelijk over de context waarin Proust deze novelles heeft geschreven. Maar Le Mystérieux correspondant zelf wil de redactie, voor één keer in de rol van Sheherazade, als cliffhanger gebruiken. Het volgende nummer van dit Bulletin zal zeker een bespreking wijden aan deze recent uit de archieven opgedoken teksten.