Proust et le théâtre

82720[1]Le numéro 4 de Marcel Proust Aujourd’hui est consacré au rôle du théâtre dans l’oeuvre proustienne. La mise en place du théâtre chez Proust pourrait se résumer par deux termes: fascination et allégorie. La fascination s’exhibe dans les figures (personnages autant que formes) qui captent le regard par la fulguration de leur apparition scénique. L’allégorie (selon la définition qu’en donne Walter Benjamin) trace les lignes infinies d’une représentation de la Comédie humaine et de ses innombrables déguisements.

Lien: www.Brill.com

Michèle Desbordes, De blauwe jurk van Camille

Michèle Desbordes, De blauwe jurk van Camille (La robe bleue, Verdier, 2004)

3884-micha-le-desbordes-de-blauwe-jurk-van-camille-f[1]
Camille Claudel, De wals
desbordes-camilleIn maart 1913 werd Camille Claudel op verzoek van haar familie opgenomen in een kliniek voor geesteszieken in Ville-Evrard. Na het uitbreken van de oorlog werd zij overgeplaatst naar een inrichting in Montdevergues, in de buurt van Avignon. Daar zou zij de laatste dertig jaar van haar leven doorbrengen. Ver van haar geboortehuis in Villeneuve waar ze samen met haar jongere broer Paul rebelleerde tegen haar ouders, ver ook van Parijs waar zij als leerling, model en minnares van Auguste Rodin een stormachtig bestaan had geleefd. En tevergeefs wachtend op een wending in haar lot.

Juist over die minder bekende episode uit het leven van Camille Claudel gaat de roman van Michèle Desbordes. Over hartstocht die wegsiepelt in doelloos leven en eentonig wachten. Over de harteloosheid van een moeder die haar excentrieke dochter laat opsluiten en haar nooit meer zal willen terugzien. Over de verhouding tussen twee talentvolle kinderen uit één gezin, die elkaar met een half woord verstaan maar door de omstandigheden uiteengedreven worden. In dertig jaar tijd bezoekt de gevierde schrijver en diplomaat Paul Claudel zijn zuster in Montdevergues slechts elf keer.

Michèle Desbordes  (1940- 2006)

François Bon et la mécanique de la langue

9028250727[1]‘François Bon et la mécanique de la langue’. In S. Coyault (Ed.), L’écrivain et sa langue: romans d’amour de Marcel Proust à Richard Millet (pp. 159-174). Clermont Ferrand: Université Blaise Pascal, 2005.

François Bon schreef zijn autobiografische roman Mechaniek naar aanleiding van de dood van zijn vader; monteur, garagehouder en Citroëndealer in de Vendée. Uit een montage van herinneringen, gesprekken en fragmenten uit nagelaten papieren rijst het beeld op van een gedreven, zwijgzame man, een held in de ogen van zijn zoon.

Link: http://dare.uva.nl/document/2/52594

Pour citer cet article: ‘François Bon et la mécanique de la langue’. In S. Coyault (Ed.), L’écrivain et sa langue: romans d’amour de Marcel Proust à Richard Millet (pp. 159-174). Clermont Ferrand: Université Blaise Pascal, 2005.

Georges Perec, een gebruiksaanwijzing

1001004001955865[1]Georges Perec, een gebruiksaanwijzing, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2003,  118 blz.

Een van de belangrijkste stelregels van Georges Perec luidde: ‘Schrijven is een spel dat je met zijn tweeën speelt.’ En maar zelden zal een oeuvre zozeer geschreven zijn vanuit de behoefte om met de lezer een kameraadschappelijk duel aan te gaan. Georges Perec, een gebruiksaanwijzing is een poging dit spel mee te spelen en de sporen te volgen die naar de inzet van dit sprankelende maar ook intens melancholieke oeuvre voeren. Een korte schets van Perecs leven en van de ontstaansgeschiedenis van zijn literatuuropvatting vormt de inleiding tot een aantal beschouwingen over de langere prozateksten – van De dingen tot en met Een kunstkabinet. Leidraad bij deze beschouwingen, geïllustreerd met foto’s en afbeeldingen van documenten, is de vraag hoe de door Perec zo vindingrijk gehanteerde vormen en technieken zich verhouden tot de verbeelding van zijn persoonlijke geschiedenis.

Georges Perec, een gebruiksaanwijzing 9200000108613992

Barthes, Cayrol, Perec en ‘het neutrum’

Manet van Montfrans , ‘Barthes, Cayrol, Perec en “het neutrum”’. In Jürgen Pieters, Rokus Hofstede (eds), Memo-Barthes, Gent/Amsterdam, Yang/Vantilt, 2004, pp. 175-193.barthes[1]

Op de grote tentoonstelling over Roland Barthes die tussen november 2002 en maart 2003 in het Parijse Musée Beaubourg werd gehouden, was een van de wanden ingericht met een gedeelte van de duizenden (12.250!) systeemkaartjes van de schrijver. Als opgeprikte vlinders hingen daar, gefixeerd in een fijn handschrift, de kernbegrippen uit Barthes’ denkwereld. Het was een eigenaardige ervaring om de rusteloze, beweeglijke denker en essayist, postuum zo vastgepind te zien. Barthes had een uitgesproken hekel aan vastgeroeste denkpatronen, dogmatische uitspraken en ingegraven posities. Alles wat naar gemeenplaatsen of gebaande paden zweemde of daar in de toekomst in zou kunnen verzanden, stond hem tegen. Deze afkeer was misschien wel een van zijn weinige idées fixes. Hoe moeilijk bepaalde teksten of ideeën zich ook in eerste instantie in een mal laten dwingen, hoe ongrijpbaar ze ook lijken, aan inlijving door de literaire canon of aan verstarring en vergroving in de publieke opinie, de doxa zoals Barthes haar noemt, valt volgens hem uiteindelijk moeilijk te ontkomen. Zelf probeerde hij echter uit alle macht om een uitzondering op die regel te zijn. Zodra hij een bepaald idee of een bepaalde gedachtegang op een onderwerp had uitgeprobeerd, schudde hij zijn kaarten en betrok hij een nieuwe stelling. Zijn critici verschoten hun munitie steevast op een onbemande vesting; hun doelwit bevond zich, op zijn vlucht voorwaarts, inmiddels allang weer elders.

Link: Montfrans Memo Barthes 2004

Om dit artikel te citeren, Manet van Montfrans, ‘Cayrol, Perec en “het neutrum”’. In (Jürgen Pieters, Rokus Hofstede eds), Memo-Barthes, (Jürgen Pieters, Rokus Hofstede eds), Gent/Amsterdam, Yang/Vantilt, 2004, pp. 175-193.

Mille et une nuits dans La Recherche

content[1]Mille et une nuits dans La Recherche, ce titre a permis de réunir dans le numéro 2 de Marcel Proust Aujourd’hui de nouvelles études sur le nocturne proustien. L’exploration des scènes d’endormissement, de rêve et de demi-réveil, s’y fait dans les cadres de l’intertextualité et de la genétique textuelle, du projet esthétique proustien et de la narratologie, ou bien encore dans celui de la rencontre entre la psychanalyse et la rhétorique.

Link: https://brill.com/view/serial/MPA

The New Georgics: Rural and Regional Motifs in the Contemporary European Novel,

Liesbeth Korthals Altes & Manet van Montfrans (Eds.), The New Georgics: Rural and Regional Motifs in the Contemporary European Novel, European Studies, A Journal of Culture, History, and Politics no 18,  Amsterdam/New York: Rodopi, 2002.

Abstract:

The human condition in rural,  provincial locations is once again gaining status as a subject of European ‘high fiction’,  after several decades in which it was dismissed on aesthetic and ideological grounds.This volume is one of the first attempts to investigate perspectives on local cultures, values and languages both systematically and in a  European context. It does so by examining the works of a variety of authors, including Hugo Claus, Llamazares, Bergounioux and Millet, Buffalino and Consolo, and also several Soviet authors, who paint a grim picture of a collectivized – and thus ossified – rurality. How do these themes relate to the ongoing trend of globalization? How do these works which are often experimental, connect – in their form, topics, language and ideological subtext – to the traditional, rural and regional genres? Far from naively celebrating a lost Eden. most of these ‘new Georgics’ reflect critically on the tensions in contemporary, peripheral, rural or regional cultures, to the point of parodying the traditional topoi and genres. This book is of interest to those wishing to reflect on the dynamics and conflicts in contemporary European rural culture.

Link:  http://www.brill.com/

Pierre Bergounioux et Koos van Zomeren, chroniqueurs des métamorphoses rurales en France et aux Pays-Bas.

‘Hauteurs désertifiées, plaines surpeuplées. Pierre Bergounioux et Koos van Zomeren, chroniqueurs des métamorphoses rurales en France et aux Pays-Bas’

Les réformes agraires des dernières décennies du vingtième siècle  ont changé de façon irréversible certaines régions rurales en Europe. A l’exception de quelques métrapoles, la France a échappé à une urbanisation sauvage mais elle a vu certaines de ses contrées, le ‘rural profond’,  tomber dans une désertification non moins inquiétante. La campagne néerlandaise, uniformément plate, d’étendue relativement réduite, s’est par contre de plus en plus peuplée. Si de nombreux paysans ont quitté leurs fermes, et sont partis pour les villes, certains villages ont été envahi par des citadins à la recherche de biens devenus rares – le silence et la nature. Cependant, l’espace entre les villes s’étant couvert d’un dense réseau  routier, le bruit et l’impact de la ‘civilisation’ ne peuvent guère être ignorés.  Le développement d’une agriculture environnementale, chargée d’entretenir l’espace, risque de parquer ce qui reste de la population paysanne dans des réserves, gardiens de ce qu’ on a pris l’habitude de désigner comme la ‘nouvelle nature’.

J’aborderai ici la métamorphose dysphorique de la campagne européenne par le biais d’une comparaison entre deux ouvrages, Le chevron (1996) de Pierre Bergounioux et Een jaar aan scherven (Une année éclatée, (1998) de Koos van Zomeren. Le chevron est un texte-essai consacré à la Corrèze, pays natal de l’auteur. Een jaar in scherven a la forme d’un journal intime doublé d’un retour au pays des origines et d’une chronique familiale.

Lien: Pierre Bergounioux et Koos van Zomeren

Pour citer cet article:

Manet van Montfrans,  ‘Hauteurs désertifiées, plaines surpeuplées. Pierre Bergounioux et Koos van Zomeren: chroniqueurs des métamorphoses rurales en France et aux Pays-Bas’. In John.D. Erickson & Sylviane Coyault (Eds.), L’esprit créateur, La terre dans le roman contemporain (pp. 22-34). University of Kentucky: Lexington, 2002.

Mue, musique et mutisme dans l’oeuvre de Pascal Quignard

Mue, musique et mutisme dans l’oeuvre de Pascal Quignard. Rapports. Het Franse Boek,  71 (3), 45-53, 2001.

La voix perdue, conte paru en 2000, rejoint par sa thématique les autres ouvrages de Pascal Quignard qui datent à peu près de la même époque – La Leçon de musique (1987), Tous les matins du monde (1991)[1], et Le nom sur le bout de la langue (1993).  Mêlant biographie, fiction, essai et légende, La Leçon de musique comporte une réflexion sur la mue masculine et sur le devenir musicien.  Tous les matins du monde reprend une anecdote française et une légende chinoise racontées dans cette Leçon et les fond dans un récit sur les rapports entre un compositeur virtuose de la cour de Louis XIV, Marin Marais, et son obscur maître, Sainte Colombe.  Le troisième texte, autobiographique, parle de deux expériences de mutisme vécues par l’écrivain dans sa jeunesse.

Mue, musique et mutisme, ces trois termes nous font pénétrer au coeur de la poétique de Quignard et renvoient aux principaux motifs conducteurs dans son oeuvre. Une lecture attentive de La Voix perdue, prenant comme arrière-plan les trois autres textes, précédemment cités, permettra de dégager les notions que recouvrent ces termes et leurs rapports.

[1] Adaptation cinématographique (1991)  par Alain Corneau,  musique Jordi Savall.

Upload pdf: Mue, musique et mutisme dans l’oeuvre de Pascal Quignard

Pour citer cet article:

Manet van Montfrans, Mue, musique et mutisme dans l’oeuvre de Pascal Quignard. Rapports. Het Franse Boek,  71 (3), 45-53, 2001.