Met Proust in Haarlem
Marcel Proust (1871-1922) maakte in zijn leven slechts enkele buitenlandse reizen. In de zomer van 1893 verbleef hij in het mondaine Sankt Moritz en in het voor- en najaar van 1900 bracht hij een maand door in Venetië. In oktober 1898 bezocht hij in Amsterdam de grote Rembrandt-tentoonstelling die ter gelegenheid van de kroning van Wilhelmina was georganiseerd. In oktober 1902 reisde hij via Brugge (tentoonstelling van Vlaamse Primitieven), Antwerpen, Dordrecht en Delft naar Amsterdam.* Vanuit Amsterdam, waar hij in het Hotel de l’Europe logeerde, maakte hij een dagtochtje met een trekschuit naar het schildersdorp Volendam, ging hij naar Den Haag om Het gezicht op Delft van Vermeer te bewonderen en naar Haarlem voor de Frans Hals collectie. In het Louvre had Proust al een grote bewondering opgevat voor Rembrandt, Pieter de Hooch en Ruysdaël. Hij was echter van mening dat een schilderij aan betekenis wint als je het ziet in de omgeving waarin het gemaakt is. Proust bekeek Nederland dan ook ter plekke door de bril van de schilders van de Gouden Eeuw en trad daarbij in de voetsporen van zijn landgenoot Eugène Fromentin (Les Maîtres d’autrefois) en vele andere Europeanen voor wie een verblijf in Nederland net zulke verplichte kost was als de Italië-reis. Vanaf 1909/1910, toen hij begon te werken aan zijn grote roman A la recherche du temps perdu, sloot Proust zich op in zijn werkkamer annex slaapvertrek aan de boulevard Haussmann, waar hij tot 1919 woonde. De indrukken die hij tijdens zijn reizen had opgedaan werden daar tijdens het schrijfproces ingesponnen in een ingenieus web van motieven en verwijzingen waarin Rembrandt en Vermeer een prominente rol spelen. Ik noem de beroemde scène waarin Proust de schrijver Bergotte laat sterven tijdens een bezoek aan een tentoonstelling van Vermeer in het Jeu de Paume. ‘Zo zou ik heb moeten schrijven’, verzuchtte Bergotte bij het aanschouwen van Het gezicht op Delft, en blies de laatste adem uit.
Maar ook Prousts bezoek aan Haarlem heeft zijn sporen in de Recherche nagelaten. Tijdens een diner bij de hertog en hertogin de Guermantes komt het gesprek op de schilderkunst en laat de verteller zich ontvallen dat hij op zijn reis langs de musea van de Lage landen Haarlem heeft overgeslagen. De hertogin, die haar eigen portret door de schilder Elstir een gelijkenis vindt vertonen met De regentessen van het gasthuis van Frans Hals, reageert hierop verontwaardigd. ‘Wat, u hebt een reis naar Nederland gemaakt en u bent niet in Haarlem geweest? Maar, al had u maar een kwartier de tijd gehad, het is iets buitengewoons om de schilderijen van Frans Hals te hebben gezien. Ik zou willen zeggen – al kreeg je ze maar te zien vanaf een dubbeldekstram zonder te stoppen, stel dat ze buiten waren tentoongesteld, dan zou je je ogen wagenwijd moeten openzetten’. Een opmerking die de verteller in staat stelt het snobisme van het aristocratische milieu belachelijk te maken, en tegen te werpen dat bij het bekijken van kunst je oog niet eenvoudig een registrerend apparaat is dat momentopnamen maakt. (De kant Van Guermantes, De Bezige Bij, 2004, 547-548).
Tijdens haar recente drie lustra volgde de Marcel Proust Vereniging (opgericht in 1972) Proust op zijn tocht door Nederland: na Delft (2007) en Dordrecht (2012), koos zij voor de viering van haar vijfenveertigjarig bestaan op 27 november 2017 Haarlem. Bij de rondleiding door het Frans Hals museum bleken de Regentessen van het Gasthuis zich in het restauratieatelier te bevinden, zodat de deelnemers het, voor zover het deze bron van Proust betrof, op hun i-phone waren aangewezen.
Het recital met liederen van Prousts tijdgenoten (Fauré, Saint Saëns, Franck e.a.) ‘Extase of spijt: Tijd die stil staat, of verglijdt’‘door Vera Ramer (sopraan) en Peter van de Kamp (pianist) deed de verschillende speculaties over de inspiratie van la petite phrase de Vinteuil de revue passeren. Wie zich teveel dreigde te laten meeslepen door melancholie werd door het ironische karper-lied van Poulenc uit zijn gronderige stemming gehaald. (www.youtube.com/watch?v=bDP56XRlJB8)
*Zie hierover ook Marcel Proust Aujourd’hui no 10 (2011), waarin deze en andere aspecten van Prousts Voyage en Hollande worden belicht door een internationaal gezelschap van Proust-specialisten. Zo bleek bijvoorbeeld uit de studie van de manuscripten dat Amsterdam in de eerste versies van de Recherche nog een idyllische droombestemming was waarin liefde en kunst hand in hand gingen. In de definitieve versie is de droom een nachtmerrie geworden: de ik-figuur maakt in zijn door ziekelijke jaloezie gevoede verbeelding van Amsterdam een oord van verderf, een waar ‘Sodom’, waar zijn geliefde, Albertine, hem ontrouw is geweest of zal worden. Via een omweg wordt Albertine geassocieerd met de Bethsabee van Rembrandt die op het punt staat op de avances van Koning David in te gaan en haar echtgenoot te verraden.