Europa beschikt niet over een lingua franca, één taal die door elke Europeaan gesproken en geschreven wordt. Veeltaligheid is een van de culturele schatten van Europa. Maar zij belemmert een werkelijk vrij verkeer van personen, goederen en diensten, een vlotte overdracht van technische vernieuwingen, een uniforme toepassing en interpretatie van Europese wetten en het behoorlijk functioneren van Europese instellingen.
De uitbreiding van de Europese Unie in 2004 vergrootte deze problemen alleen maar. Zal talenrijk Europa daarom in de eenentwintigste eeuw ten prooi vallen aan een Babylonische spraakverwarring zoals beschreven in het bijbelboek Genesis? Is het onvoltooide bouwwerk Europa mischien, als een tweede toren van Babel, bedoeld om tot in de hemel te reiken, maar tot instorten gedoemd. Of moeten we de knoop eens en voor altijd doorhakken, de verscheidenheid laten varen en bewust kiezen voor die ene taal die het pleit nu al lijkt te winnen?
De belangstelling voor veeltaligheid en de vraagstukken die daarmee verbonden zijn , is van alle eeuwen. In Het Babylonische Europa wordt de veeltaligheid vanuit verschillende invaslhoeken (geschiedenis, politiek, recht, literatuur) benaderd.