Marcel Proust Aujourd’hui, Volume: 18, La réception de Proust à l’étranger
Redactie : Sjef Houppermans, Manet van Montfrans, Annelies Schulte Nordholt, Sabine van Wesemael, Nell de Hullu-van Doeselaar
Marcel Proust Aujourd’hui, Volume: 18, La réception de Proust à l’étranger
Redactie : Sjef Houppermans, Manet van Montfrans, Annelies Schulte Nordholt, Sabine van Wesemael, Nell de Hullu-van Doeselaar
Met bijdragen van:
Sabine van Wesemael, Sjef Houppermans, Manet van Montfrans, Laurence Miens, Luc Fraisse, Isabelle Perreault, Kaéko Yoshikawa, Manola Antonioli, Nell de Hullu-van Doeselaar, Arthur Morisseau, Anne Penesco, Akio Wada, Cédric Kayser, Annelies Schulte Nordholt.
Ce volume de la série Marcel Proust aujourd’hui comporte un dossier d’articles sur Proust et la musique. Les études sur le rôle de la musique dans l’œuvre de Proust ont presque toutes un trait en commun : celui de se situer, au moins en partie, dans la recherche musico-littéraire traditionnelle qui relève les allusions, identifie les œuvres auxquelles il est fait référence et cherche à montrer le rôle joué par la musique à l’intérieur du schéma traditionnel d’analyse du roman. Ainsi dans la Recherche les multiples éléments qui composent le thème de la musique se manifestent sous trois aspects différents.
La première manifestation musicale et la plus évidente est celle de la musique-art. A ce niveau il faut faire une distinction entre la musique réelle et la musique imaginaire de Vinteuil. Quel rôle jouent les allusions à la musique dans l’action, dans la psychologie des personnages, dans le retour des thèmes, enfin dans la composition de l’œuvre ? Ainsi Proust utilise la musique pour peindre la société. Mais la musique apparaît également en tant que telle dans les récits de concert, notamment la musique de Vinteuil.
La deuxième manifestation de l’expérience musicale est celle des sons, des bruits et des voix : la musique naturelle. De nombreuses pages de la Recherche portent l’empreinte des sonorités de la nature et des bruits.
Et troisièmement il y la musique née non pas de sensations auditives, mais visuelles, tactiles ou psychologiques : la métaphore musicale. Ces trois aspects sont traités diversement dans le présent recueil. Et comme l’a écrit Marcel Proust: “Il y a pourtant un royaume de ce monde où Dieu a voulu que la Grâce pût tenir les promesses qu’elle nous faisait, descendît jusqu’à jouer avec notre rêve […] : c’est le royaume de la musique.”
Like
Comment
Share
Marcel Proust Aujourd’hui no 17: Proust et la musique, Leiden, Brill, 2022.
Met bijdragen van:
Sabine van Wesemael, Sjef Houppermans, Manet van Montfrans, Laurence Miens, Luc Fraisse, Isabelle Perreault, Kaéko Yoshikawa, Manola Antonioli, Nell de Hullu-van Doeselaar, Arthur Morisseau, Anne Penesco, Akio Wada, Cédric Kayser, Annelies Schulte Nordholt.
Proust: “Il y a pourtant un royaume de ce monde où Dieu a voulu que la Grâce pût tenir les promesses qu’elle nous faisait, de…
See more
Like
Comment
Share
Philippe Blay, Jean-Christophe Branger et Luc Fraisse, Marcel Proust et Reynaldo Hahn. Une création à quatre mains.In: Marcel Proust Aujourd’hui, Proust et le rire, 2020, 200-205.
Dit nieuwe nummer (16) van Marcel Proust Aujourd’hui gaat over spot en plezier bij Proust. Geraffineerde ironie, bijtende of onderhuidse satire, goedmoedige humor, spotternij, sarcasme, karikaturale kluchten, : Proust beheerst het hele arsenaal aan stijlfiguren.
Voor inhoudsopgave, zie Brill.com/mpa
Bulletin van de Marcel Proust Vereniging, nr 9. De Boekdrukker 2019, 84 p.(red. Wouter van Diepen en Manet van Montfrans)
Op 10 december 1919 werd de Prix Goncourt uitgereikt aan Proust voor zijn Jeunes filles en fleurs. Dat niet Roland Dorgelès de prijs won met zijn loopgravenroman Les Croix de bois maar Proust met het tweede deel van zijn romancyclus over een lang vervlogen tijd, veroorzaakte de nodige ophef. Hoezeer zij het met de uitverkiezing van Proust aan het rechte eind had, kon de toenmalige jury niet vermoeden. Honderd jaar later wordt de Recherche nog steeds gelezen, opnieuw vertaald en opnieuw uitgegeven.
Daarnaast putten ook jongere generaties auteurs weer inspiratie uit dit fabelachtige hoogtepunt van de twintigste-eeuwse literatuur. Proust forever zoals de titel van een van de bijdragen aan dit Bulletin luidt. In Nederland verschenen in het jubileumjaar 2019 alle delen van de Recherche opnieuw bij de Bezige Bij, met daarin een nieuwe, geannoteerde vertaling van Les jeunes filles en fleurs van Désirée Schyns en Philippe Noble. Met hun artikel over de dilemma’s waarvoor zij zich bij hun vertaling à quatre mains gesteld zagen, opent dit Bulletin. Uit de bespreking van twee eveneens recente studies blijkt dat er zowel voor de beginnende als de doorgewinterde Proustlezer ook goed leesbare Nederlandstalige gebruiksaanwijzingen bij de Recherche voorhanden zijn. En voor wie geïnteresseerd is in de talrijke secondaire personages levert de zoektocht door de Recherche naar de ogenschijnlijk onbetekenende Théodore een verrassende ontknoping op.
Onder de titel Le mystérieux correspondant et autres nouvelles inédites verscheen
in oktober 2019 een verzameling nooit eerder uitgegeven novelles die Proust bestemde voor Les plaisirs et les jours (1895) maar er uiteindelijk niet in opnam. Uit de in dit Bulletin besproken bundel ‘Marcel Proust et Reynaldo Hahn’, samengesteld door Luc Fraisse in samenwerking met twee musicologen, wordt al veel duidelijk over de context waarin Proust deze novelles heeft geschreven. Maar Le Mystérieux correspondant zelf wil de redactie, voor één keer in de rol van Sheherazade, als cliffhanger gebruiken. Het volgende nummer van dit Bulletin zal zeker een bespreking wijden aan deze recent uit de archieven opgedoken teksten.
In Le monde des livres van 23 augustus 2019:
Op 9 oktober 2019 verschijnen bij de Editions de Fallois acht niet eerder uitgegeven novelles van Proust: Le mystérieux correspondant et autres nouvelles inédites, édité par Luc Fraisse. Bernard de Fallois (1926-2018) bezorgde in de jaren vijftig twee belangrijke teksten van Proust, Jean Santeuil, en Contre Sainte-Beuve. In zijn testament vermaakte hij zeven archiefdozen met Proust-materiaal aan de Bibliothèque nationale française. Daarin bevonden zich de op een na niet eerder uitgegeven verhalen. Het zijn de vruchten van een nooit voltooid proefschrift waarvan een gedeelte, Proust avant Proust, dit jaar al bij Les belles Lettres is gepubliceerd. Waarom heeft Proust deze verhalen niet opgenomen in Les plaisirs et les jours (1896)? En waarom heeft De Falllois nooit van hun bestaan gerept?
Proust zou deze verhalen, die als onderwerp de homoseksualiteit hebben en die hij geschreven had ten tijde van zijn verhouding met Reynaldo Hahn, niet hebben willen publiceren. De uitgave ervan zou Bernard de Fallois, wiens bemoeienissen met het vroege werk van Proust geen genade konden vinden in de ogen van de toenmalige academische Proust-specialisten, gedwongen hebben hen opnieuw te benaderen. We horen er ongetwijfeld nog meer over.
Chez Proust, l’argent est beaucoup plus que l’argent, il devient véhicule de passions, de pulsion, d’excès. Loin de se limiter à la dimension sociologique du roman, il joue un rôle à d’autres niveaux: esthétique, imaginaire, mais surtout affectif, dans le motif récurrent du don. Dans une série de huit études , le dossier thématique de la revue Marcel Proust Aujourd’hui no 15 éclaire les diverses facettes de cet imaginaire de l’argent, qui s’infiltre dans les relations humaines ainsi que dans l’art.
Link: https://brill.com/view/serial/MPA
Manet van Montfrans & Wouter van Diepen (red.), Bulletin Marcel Proust Vereniging, no 8. Amsterdam, De Boekdrukker, 2018.
Binnenkort verschijnt bij De Bezige Bij een herziene en geannoteerde uitgave van de vertaling door Thérèse Cornips van A la recherche du temps perdu. Eindelijk zal Prousts roman weer in zijn geheel voor het Nederlandse publiek toegankelijk zijn.
Dit nummer van het Bulletin van de Nederlandse Marcel Proust Vereniging gunt de lezer alvast een blik in het laboratorium van de annotaties en het bronnenonderzoek die hem door het doolhof van verwijzingen naar de historische en culturele achtergrond van de Recherche zullen loodsen. Ook de geheimen van dat andere bijna klassieke struikelblok bij de lectuur van de Recherche, ‘de lange zin’, worden ontraadseld.
Suggesties voor een zijpad tijdens het lezen van de Recherche bieden de beschouwingen over kunstenaars als Van Dongen en Schlöndorff die Prousts meesterwerk in hun eigen vormentaal durfden weer te geven zonder daarbij hun inspiratiebron tekort te doen – Van Dongen in zijn kleurige aquarellen, Schlöndorff in zijn verfilming van Un amour de Swann. Of het vraaggesprek met violiste Maria Milstein die samen met haar zuster de pianiste Nathalia Milstein recent enkele composities vertolkten die Proust bij het schrijven over muziek hebben geïnspireerd.
‘Uitgaan van wat je liefhebt’, is niet alleen het adagium van Maria Milstein maar van alle medewerkers aan dit nummer geweest.
Inhoudsopgave
Wouter van Diepen, Manet van Montfrans
Inleiding
Annelies Schulte Nordholt
Jaarverslag 2017
Charlotte Vrielink
De abstractie overwonnen? Kees van Dongen als illustrator van de Recherche
Annelies Schulte Nordholt
Volker Schlöndorffs Un amour de Swann opnieuw bekeken
Ieme van der Poel
Menselijke dierentuinen en Nesselrode-pudding. Kanttekeningen bij de annotatie van de Nederlandse vertaling van A l’ombre des Jeunes Filles en Fleurs
Sjef Houppermans
Van Zaragoza tot Verdun. De geschriften van Luc Fraisse
Nell de Hullu-van Doeselaar
De lange zin bij Proust: bekroning of bravoure
Camiel van Woerkum
Een complexe wereld vraagt om een complexe zin. Een Spitzeriaanse analyse van de Proustiaanse ‘période’
Wouter van Diepen
Uitgaan van de muziek die je liefhebt. Een gesprek met Maria Milstein
Met Proust in Haarlem
Marcel Proust (1871-1922) maakte in zijn leven slechts enkele buitenlandse reizen. In de zomer van 1893 verbleef hij in het mondaine Sankt Moritz en in het voor- en najaar van 1900 bracht hij een maand door in Venetië. In oktober 1898 bezocht hij in Amsterdam de grote Rembrandt-tentoonstelling die ter gelegenheid van de kroning van Wilhelmina was georganiseerd. In oktober 1902 reisde hij via Brugge (tentoonstelling van Vlaamse Primitieven), Antwerpen, Dordrecht en Delft naar Amsterdam.* Vanuit Amsterdam, waar hij in het Hotel de l’Europe logeerde, maakte hij een dagtochtje met een trekschuit naar het schildersdorp Volendam, ging hij naar Den Haag om Het gezicht op Delft van Vermeer te bewonderen en naar Haarlem voor de Frans Hals collectie. In het Louvre had Proust al een grote bewondering opgevat voor Rembrandt, Pieter de Hooch en Ruysdaël. Hij was echter van mening dat een schilderij aan betekenis wint als je het ziet in de omgeving waarin het gemaakt is. Proust bekeek Nederland dan ook ter plekke door de bril van de schilders van de Gouden Eeuw en trad daarbij in de voetsporen van zijn landgenoot Eugène Fromentin (Les Maîtres d’autrefois) en vele andere Europeanen voor wie een verblijf in Nederland net zulke verplichte kost was als de Italië-reis. Vanaf 1909/1910, toen hij begon te werken aan zijn grote roman A la recherche du temps perdu, sloot Proust zich op in zijn werkkamer annex slaapvertrek aan de boulevard Haussmann, waar hij tot 1919 woonde. De indrukken die hij tijdens zijn reizen had opgedaan werden daar tijdens het schrijfproces ingesponnen in een ingenieus web van motieven en verwijzingen waarin Rembrandt en Vermeer een prominente rol spelen. Ik noem de beroemde scène waarin Proust de schrijver Bergotte laat sterven tijdens een bezoek aan een tentoonstelling van Vermeer in het Jeu de Paume. ‘Zo zou ik heb moeten schrijven’, verzuchtte Bergotte bij het aanschouwen van Het gezicht op Delft, en blies de laatste adem uit.
Maar ook Prousts bezoek aan Haarlem heeft zijn sporen in de Recherche nagelaten. Tijdens een diner bij de hertog en hertogin de Guermantes komt het gesprek op de schilderkunst en laat de verteller zich ontvallen dat hij op zijn reis langs de musea van de Lage landen Haarlem heeft overgeslagen. De hertogin, die haar eigen portret door de schilder Elstir een gelijkenis vindt vertonen met De regentessen van het gasthuis van Frans Hals, reageert hierop verontwaardigd. ‘Wat, u hebt een reis naar Nederland gemaakt en u bent niet in Haarlem geweest? Maar, al had u maar een kwartier de tijd gehad, het is iets buitengewoons om de schilderijen van Frans Hals te hebben gezien. Ik zou willen zeggen – al kreeg je ze maar te zien vanaf een dubbeldekstram zonder te stoppen, stel dat ze buiten waren tentoongesteld, dan zou je je ogen wagenwijd moeten openzetten’. Een opmerking die de verteller in staat stelt het snobisme van het aristocratische milieu belachelijk te maken, en tegen te werpen dat bij het bekijken van kunst je oog niet eenvoudig een registrerend apparaat is dat momentopnamen maakt. (De kant Van Guermantes, De Bezige Bij, 2004, 547-548).
Tijdens haar recente drie lustra volgde de Marcel Proust Vereniging (opgericht in 1972) Proust op zijn tocht door Nederland: na Delft (2007) en Dordrecht (2012), koos zij voor de viering van haar vijfenveertigjarig bestaan op 27 november 2017 Haarlem. Bij de rondleiding door het Frans Hals museum bleken de Regentessen van het Gasthuis zich in het restauratieatelier te bevinden, zodat de deelnemers het, voor zover het deze bron van Proust betrof, op hun i-phone waren aangewezen.
Het recital met liederen van Prousts tijdgenoten (Fauré, Saint Saëns, Franck e.a.) ‘Extase of spijt: Tijd die stil staat, of verglijdt’‘door Vera Ramer (sopraan) en Peter van de Kamp (pianist) deed de verschillende speculaties over de inspiratie van la petite phrase de Vinteuil de revue passeren. Wie zich teveel dreigde te laten meeslepen door melancholie werd door het ironische karper-lied van Poulenc uit zijn gronderige stemming gehaald. (www.youtube.com/watch?v=bDP56XRlJB8)
*Zie hierover ook Marcel Proust Aujourd’hui no 10 (2011), waarin deze en andere aspecten van Prousts Voyage en Hollande worden belicht door een internationaal gezelschap van Proust-specialisten. Zo bleek bijvoorbeeld uit de studie van de manuscripten dat Amsterdam in de eerste versies van de Recherche nog een idyllische droombestemming was waarin liefde en kunst hand in hand gingen. In de definitieve versie is de droom een nachtmerrie geworden: de ik-figuur maakt in zijn door ziekelijke jaloezie gevoede verbeelding van Amsterdam een oord van verderf, een waar ‘Sodom’, waar zijn geliefde, Albertine, hem ontrouw is geweest of zal worden. Via een omweg wordt Albertine geassocieerd met de Bethsabee van Rembrandt die op het punt staat op de avances van Koning David in te gaan en haar echtgenoot te verraden.