Manet van Montfrans, ‘Miroir d’outre-tombe: le dit et le non dit dans le testament littéraire de Raymond Roussel’ in La littérature et ses doubles, Leo H. Hoek éd. , CRIN (Cahiers de recherches interuniversitaires néerlandaises), no 13, 1985.
Tag archieven: Roussel
Aankondiging lezingencyclus 25 november 2016 : Vormvernieuwing in de moderne Franse literatuur
Spelen met taal: Vormvernieuwingen in de Franse literatuur
Op 25 november 2016 organiseer ik namens de SRNU (Stichting Romanisten aan Nederlandse Universiteiten) en in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam een lezingencyclus over schrijvers die zich in hun werk op het spel met taal en vorm concentreren, van Restif de la Bretonne, Raymond Roussel en Guillaume Apollinaire tot de Oulipianen Raymond Queneau en Jacques Roubaud. Roussel en Apollinaire werden beiden door de surrealistische avant-garde als voorlopers gezien; de Oulipo, het genootschap voor schrijvers en wiskundigen dat in 1960 door o.a. Queneau werd opgericht, en waarvan Italo Calvino, Georges Perec en Jacques Roubaud prominente vertegenwoordigers zijn, is anno 2016 nog steeds springlevend. Van de experimenten in de spreektaal is het verlan, het zogeheten achterstevoren praten (à l’envers), waarschijnlijk de meest bekende vorm. Maar niet iedereen zal weten dat het verlan al voorkomt in het werk van de achttiende-eeuwse schrijver Restif de la Bretonne en dat ook oudere inwoners van het oer-Hollandse IJmuiden nog vloeiend ´achterstevoren´ kunnen praten, kijlioem tad tkijl la.
Apollinaire (1880-1918): Als er één vers raadselachtig is qua vorm en inhoud, dan is het wel Apollinaires éénregelige gedicht Chantre. Bij nadere beschouwing blijkt dit monostichon zo rijk aan dubbelzinnigheden, woordspelingen, dubbele bodems en mythologische verwijzingen dat Chantre nog in extremis is toegevoegd aan de drukproeven van de bundel Alcools (1913). De verrassende rijkdom van dit één-versregelige gedicht wordt uiteengezet in een analyse van intratekstuele en intertekstuele verbanden. Het gedicht biedt daarnaast aanknopingspunten voor het begrip van de vernieuwer Apollinaire met zijn latere Calligrammes (1918).
• Drs. Vic van der Toorn, oud-docent Frans en Latijn, Alfrink College te Zoetermeer
Raymond Roussel (1877-1933) heeft veel auteurs beïnvloed met zijn oorspronkelijke manier van schrijven. Een belangrijk deel van zijn werk ontstond door het toepassen van een procedé dat een verhaalwereld opbouwde met als uitgangspunt twee gelijkluidende (homonieme) woorden of zinnen die op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd. In de lezing zal worden nagegaan in hoeverre dit formalisme samengaat met Roussels uitspraak dat voor hem ‘de verbeelding alles is’.
• dr. Sjef Houppermans, Universiteit Leiden
Jacques Roubaud (1932-) Parc sauvage (2008), een verhaal over de lotgevallen van twee tijdens WWII ondergedoken kinderen, is een afsplitsing van het omvangrijke autobiografische proza-project (‘prose de mémoire’), ingeluid door ‘Le Grand Incendie de Londres’ (1989). In Parc sauvage hanteert de schrijver een Oulipiaanse contrainte, een zogeheten ‘eodermdrome’. Wat is de oorsprong van deze contrainte, wat voor rol speelt deze in de herinneringen aan een kindertijd in Vichy-Frankrijk, en wat is de verhouding van dit in de derde persoon geschreven verhaal tot de zesdelige autobiografische cyclus?
• Mw. dr. Manet van Montfrans, Universiteit van Amsterdam
Restif de la Bretonne (1734 -1806) en de vissers van IJmuiden. In La Découverte australe beschrijft Restif de la Bretonne de taal van de Mégapatons die gekarakteriseerd wordt door het ‘achterstevoren’ praten (Restif wordt Fister). In deze lezing wordt nader ingegaan op de manier waarop het verlan in onze tijd functioneert. Een vergelijking van het verlan van Megapatonië en IJmuiden zal laten zien dat de achttiende-eeuwse en de eigentijdse variant aan dezelfde contraintes onderworpen zijn.
• dr. Haike Jacobs, Universiteit van Nijmegen
Oulipo en het plezier en de noodzaak van (re)creatief schrijven. Nanne Nauta, dichter, oprichter van SAd’E (Salon Artisanal d’Ecriture), een schrijversgroep in navolging van het Franse Oulipo, bedenker van het kruissonnet, de sudaiku en de hyperhaiku, neemt zijn toehoorders mee op een korte reis langs eigen werk en dat van enkele Oulipianen.
De lezingen zijn bedoeld voor docenten in het voortgezet onderwijs, studenten van universiteiten en hogescholen en een ieder die er belangstelling voor heeft, ter informatie en inspiratie. De sprekers zijn allen ervaren docenten aan universiteiten of aan het voortgezet onderwijs.
Universiteitsbibliotheek, Singel 425, Amsterdam
C1.13 (Belle van Zuylenzaal)
Tijd: 10.00-17.30 uur
Zie ook de website: www.romanisten.nl
Meer informatie: m.a.e.vanmontfrans@uva.nl
Perec, Roussel et Proust: trois voyages extraordinaires à Venise
Résumé
L’oeuvre de Perec comporte de nombreuses références à celle de Proust. Mais loin de se précipiter sans réserves dans les bras de son grand prédecesseur, Perec fait preuve d’une ambiguïté constante à son égard. Par contre, Raymond Roussel, contemporain de Proust, compte avec Flaubert, Jules Verne, Kafka, Queneau et Leiris, parmi les auteurs inconditionnellement admirés par Perec. Dans l’essai pseudo-scientifique, « Roussel et Venise. Esquisse pour une géographie mélancolique», écrit par Perec en collaboration avec Harry Mathews, les deux auteurs oulipiens ont enrichi la biographie de Roussel d’un épisode imaginaire qui se déroule à Venise. Cet essai est beaucoup plus qu’un pastiche de critique biographique ou un exposé ludique sur les procédés de Roussel. Perec y a encrypté son autobiographie, et en particulier la place qu’y occupent ses voyages à Venise. Or, on s’en doute bien, dans l’oeuvre de Perec, Venise représente tout autre chose que dans celle de Proust. Par le biais de Roussel, Perec reprend et subvertit une fois de plus de manière ludique les leçons de Proust1.
Lien: http://associationgeorgesperec.fr/IMG/pdf/montfrans.pdf
Pour citer cet article: Manet van Montfrans, (2009). Perec, Roussel et Proust: trois voyages extraordinaires à Venise. In Marcel Proust Aujourd’hui, 7, 139-157.